Op de rand van het nieuwe jaar, het jaar waarin jij zes wordt en kleuter af bent, kan ik een stuk schrijven over de toestand in de wereld. De wereld waarin jij opgroeit, waar jij je weg in moet vinden. Ik kan terugblikken op een turbulent 2016, ik kan schrijven over mijn angsten, mijn vragen, mijn twijfels. Maar toen ik jou vandaag op de schaatsbaan zag, met aan je ene hand een mij onbekende oudere vrouw en aan je andere een meisje van een jaar of twaalf, overheerste er maar één gevoel. Vertrouwen. Vertrouwen in jou, vertrouwen in de toekomst. Per se wilde je naar de grote ijsbaan, zonder rekje dat kon je best, dit was slechts de eerste keer in je leven dat je op schaatsen stond. Alleen hadden je vader en ik onze schoenen al aan. ‘Dan zoek ik wel iemand anders die met me wil schaatsen,’ zei je. Vastberaden gleed je de baan op, schuifelde langs de kant tussen de gillende tieners door tot je iemand tegenkwam en de vraag stelde. Ze vonden het wel grappig, de oma en haar kleindochter, zo’n blonde kleuter in haar eentje op de schaatsbaan. Ik schudde mijn hoofd. Mompelde ‘geval.’ En gloeide van binnen.
Ruimte
Mijn meisje. Mijn eigengereide, autonome meisje dat altijd haar eigen plan trekt. Voor haar schuchtere grote broer regelt dat hij een voetbal mag lenen van een groep pubers. Hele dagen zingend zit te tekenen, ‘Soms twijfel ik even,’ zei je juf tijdens het tienminutengesprek. ‘Denk ik dat ze een extra zetje nodig heeft. Maar dan kijk ik goed naar haar en zie hoe systematisch ze alles aanpakt. Ze weet zo goed wat de beste weg voor haar is.’ Dankbaar ben ik dan voor het schoolsysteem dat je niet in een mal duwt van prestaties, toetsen en statistieken. Voor een juf die jou die ruimte geeft.
Liefde, aandacht en veiligheid. Zijn die basisbehoeftes vervuld, dan hoeven ouders kinderen alleen nog te faciliteren, hoorde ik laatst. Het is zo op jou van toepassing lieve Nina. Ik hoef er eigenlijk alleen maar te zijn voor je, bedenk ik me als mijn uitgestoken hand weer eens ongevuld in de lucht blijft hangen en je me voorbij rent.
Chocopasta
Je bent alles wat ik vroeger niet was. Vol bewondering kan ik kijken hoe je door het leven glijdt en tegelijkertijd zo stevig op de grond staat. Niemand blaast jou omver. Behalve als jouw gekozen weg wordt gedwarsboomd, dan ontsteek je in woede en zit je een haf uur onder de tafel. Je vastberadenheid leerde mij geduld, meebuigen, samenwerken. Me te snel ergens vanaf willen maken is geen optie met jou. En dus spelen we ‘s avonds nog een keer dat jij een eenzame egel bent die wordt gevonden in het bos en tekenen we 23 vogels op het bord. Als je eindelijk in bed ligt, het licht uitgaat en we samen een verhaal hebben verzonnen (‘het moet gaan over een pinguïn, een dolfijn, een panda en een meisje. Verder mag je het zelf weten. Maar het mag niet over mij gaan’) en ik weg wil gaan, vertel je over het ruzietje van die dag, het steentje dat je kwijtraakte, dat het best gek is dat je wel eerst boter op je brood mag smeren en daarna chocopasta maar niet andersom. Vraag je of de lucht ooit ophoudt. Je wereld zo onschuldig, vol vriendjes, hutten, springen in de plassen. Je grote hart, alle dieren van tor tot spin worden gered, alle honden geaaid. Onze gesprekjes in het donker ontroeren me vaak zo diep, ik voel me zo bevoorrecht dat ik je moeder mag zijn.
Regenboog
‘Ik blijf echt altijd, altijd, altijd bij jullie wonen mama’, fluisterde je vanochtend in het grote bed. Ik vouwde je handje in de mijne. ‘Maar nu ga ik naar beneden.’ Voor ik iets kan zeggen heb je je al losgewoeld en sluipt de trap af. Ik weet wat je gaat doen. De hond knuffelen. De poezen eten geven. Een regenboog tekenen. Ik kijk naar mijn lege hand. Vertrouwen. Je eigen pad kiezen. Laat ik dat eens wat meer gaan doen in 2017.