Vijf maanden geleden lag ik van de ene op de andere dag op straat. Er volgde een medisch traject, neurologische onderzoeken, een MRI en een diagnose. Er was iets niet goed met de vaten in een deel van mijn hoofd, wat niet alleen epilepsie veroorzaakte, maar ook kans gaf op een hersenbloeding. Of dat verholpen kon worden moesten knappe dokters in een academisch ziekenhuis beslissen. In de onzekere weken die volgden, maakte ik me niet alleen zorgen over mijn gezondheid, de angst dat ik niet meer het werk kon doen waar ik zo van houd, liet me nog meer wankelen. Er kwamen financiële zorgen. De toenemende hoofdpijn zag ik als een voorteken. Het zou misgaan in mijn hoofd.
‘Je gezondheid is het belangrijkste, doe het vooral rustig aan!’ riepen veel mensen, inclusief de huisarts. De neuroloog die me uitsluitsel moest geven over wel of niet ingrijpen, zei iets anders. ‘We gaan niks doen aan jouw vaatafwijking, het wordt voor jou de kunst om te doen of je het niet weet. Om door te gaan met leven. Je hoeft niet meer op controle te komen. Veel geluk.’ Ik vertrouwde hem instinctief, deed geen second opinion en prentte zijn woorden in mijn systeem. Ze bleken essentieel voor mijn herstel. Ik bleef sporten, yoga-en, wandelen met de honden, mensen opzoeken en schrijven. Het ging niet vanzelf, maar sinds januari ben ik er weer helemaal. Hoofdpijn heb ik nog maar zelden.
Epilepsie en een vaatafwijking zijn niet besmettelijk en dus totaal niet te vergelijken met het virus waar de wereld nu tegen vecht. Een ding is voor mij hetzelfde: toen vorige week een grote klus werd afgezegd voelde ik de stress weer terugkomen. Toen ik in de supermarkt alleen nog kon kiezen uit paaseieren, ui en bieten, voelde ik hetzelfde. De schoolsluiting greep me aan. Beter gezegd, ik moest er een potje van huilen. Ik was zo blij met de weg omhoog en raakte in paniek van de enorme economisch en psychische gevolgen van deze maatregelen. Van drie weken zonder afleiding thuiszitten met een heftige tiener die gebaat is bij veel structuur. Ik wilde niet stilstaan, niet bang zijn. Ik wilde zo graag door.
We leven in een tijd waarin er een overvloed aan informatie uit de hele wereld beschikbaar is. Waarin veel mensen weten wat het beste is, en dat ook graag delen. Waarin rampscenario’s gretig aftrek vinden. Mijn man is gepromoveerd viroloog en doet minder stellige uitspraken dan de gemiddelde social media-gebruiker. Wel legt hij mij uit waarom kinderen minder ziek worden van het virus en (zeer waarschijnlijk) een hele kleine rol spelen in de verspreiding ervan (iets met receptoren en cellen). Daarom zeg ik tegen andere ouders dat kinderen, mits klachtenvrij, gewoon mogen spelen, binnen en buiten. Natuurlijk zijn daar weer artikelen tegenover te zetten. Iedereen pikt iets anders op uit de informatiestroom.
Ik ben inmiddels gekalmeerd en kijk elke dag wat haalbaar is. Ik werk waar ik kan. Speel twee uur per dag juf. Bezoek een keer per dag de supermarkt waar ik me niet meer opwind over de lege schappen. Dan ontbijten we maar met afbakscones. Of saucijzenbroodjes. Ik loop hard. Volg online yogalessen. Ga veel naar het bos. Geniet van alle hartverwarmende initiatieven. En luister – als het gaat om virussen – naar mijn man en het RIVM, net als ik luisterde naar de neuroloog die zich jarenlang verdiepte in vaatafwijkingen. Ik vaar ook mijn eigen koers, binnen de afgekondigde maatregelen. En die staat gericht op doorgaan. Ik hoop dat iedereen dit op zijn of haar manier lukt.